Stijging Nederlandse lonen zwakt af, maar koopkracht stijgt nog wel

In dit artikel:

Het CBS meldt dat de gemiddelde cao-loonstijging in Nederland het afgelopen kwartaal is afgevlakt tot 4,6 procent, tegen 6,3 procent een jaar eerder. Sectorale verschillen zijn groot: de overheid zag de kleinste toename (3,1%), de zorg de grootste (5,1%) en het bedrijfsleven kwam uit op 4,8%. De afkoeling hangt samen met een iets minder gespannen arbeidsmarkt: er zijn nog steeds meer vacatures dan werkzoekenden, maar de extreme krapte van voorgaande jaren neemt langzaam af.

Ook de teruglopende inflatie remt loonsprongen. Veel cao‑afspraken koppelen loonstijgingen aan de inflatie, waardoor lagere inflatiecijfers automatisch minder ruimte voor klapgrote loonsverhogingen geven. Desondanks groeien lonen nog altijd sneller dan de prijzen, en de miljoenennota verwacht dat de koopkracht in 2026 met 1,3% zal toenemen — goed nieuws voor het besteedbaar inkomen van werknemers.

Tegelijk blijft de inflatie in Nederland hoger dan het EU‑gemiddelde: in augustus was deze 2,8% versus 2,1% in Europa, en in september liep het op naar 3,3%. De stijging wordt vooral veroorzaakt door duurdere energie en brandstof, maar ook voeding en diensten droegen bij. CBS-hoofdeconoom Van Mulligen merkte op dat de daling van de inflatie stokte juist toen men dichter bij het eurozonegemiddelde kwam.

Wat betekent dit praktisch? Voor werknemers komt er weer herstellende koopkracht, maar de toekomstige ontwikkeling blijft gevoelig voor olie-/energiemarkten en prijsstabiliteit. Werkgevers krijgen iets minder loondruk, maar moeten nog steeds rekening houden met hogere kosten en met sectorale verschillen bij cao‑onderhandelingen.